Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zie nu, [1]ik heb mijn mond opengedaan; mijn tong spreekt [2]onder mijn gehemelte. 1. Den mond opendoen is dikwijls met zeer groten ernst van gewichtige zaken spreken, of een statig verhaal aanvangen, gelijk hier en Richt.11:35; Ps.78:2; Spreuk.24:7, en Spreuk.31:8,9,26. 2. Of, met mijn raak, of gehemelte; dat is in mijn mond. Het gehemelte helpt tot de spraak, boven, hfdst.29 vs.10; daarom wordt hetzelve ook de spraak toegeschreven. Zie boven, hfdst.31 vs.30; Spreuk.8:7.